Het Nederlandse voetbal is na enkele magere jaren weer helemaal terug op de coëfficiëntenranglijst. De huidige zevende positie biedt zelfs uitzicht op meer. Maar wat is precies meer en hoe reëel is die hoop?

De ranglijst wordt namelijk al jaren gedomineerd door de vier grote voetballanden. Te weten Duitsland, Italië, Spanje en Engeland. Met standaard vier Champions League plekken en nog drie plekken voor de andere Europese toernooien zijn ze zonder ook maar een wedstrijd te spelen al verzekerd van een berg punten. Is dat wel eerlijk? Goede vraag!

De puntenverdeling in een notendop

Een land verdient punten voor de coëfficiëntenranglijst door overwinningen en gelijke spelen in de Europese toernooien. Daarnaast zijn er bonuspunten te verdienen voor overwinteren en steeds verder in de toernooien te komen. Hier zit een logische en vrij eenvoudige berekening achter. We zullen je niet vermoeien met de berekening, maar vooral met de manier waarop de punten verdeeld worden en hoe het toernooischema van de verschillende toernooien gemaakt wordt.

Punten voor de groepsfase

Een club, en dus uiteindelijk een land, krijgt punten voor het bereiken van de groepsfase. Maar aangezien de grote vier landen al standaard vier plekken krijgen, krijgen ze dus ‘gratis’ punten. Omdat je bovenaan staat, krijg je punten en daarom sta je bovenaan en daarom krijg je punten en daarom sta je bovenaan en daarom krijg je punten. Uiteraard is het als klein land ook mogelijk je te kwalificeren voor de groepsfase, maar daar moet je dan wel een aantal voorronden voor overleven. Let hierbij goed op het onderscheid tussen club en land. Het is voor topclubs uit de grote landen misschien wel lastiger om je te kwalificeren voor de groepsfase via de competitie, maar als land is het vrij eenvoudig om de plekken vast te houden.

Opzet van de toernooien

Op basis van de clubcoëfficiëntenlijst wordt de indeling van de verschillende potten gemaakt. De winnaar van de Champions League in pot 1, samen met de EL winaar en de 6 kampioenen van de hoogst genoteerde landen. Vanaf pot 2 worden de clubs ingedeeld aan de hand van de de clubcoëfficiëntenlijst. Dit proces herhaalt zich totdat pot 4 ook gevuld is. Daarna gaat in elke poule een club uit elke pot. Zo kan je in elke poule vooraf al redelijk duidelijk uitteken wie er grote kans hebben om door te gaan naar de volgende ronde en zo dus die heerlijke extra bonuspuntjes te verdienen. Misschien begrijpelijk vanuit een marketing oogpunt, want zo spelen de beste (lees: aantrekkelijke, bekende, met grote namen spelende) ploegen in de knock-out fase tegen elkaar. Toegegeven, ik kijk ook liever naar Barcelona tegen Chelsea (voor de zoveelste keer) dan naar Young Boys tegen Slavia Praag. Maar is het ook eerlijk?

Kan er ooit een ander land bij de grote vier landen gaan horen?

Oké, klein beetje rekenen dan. Vorig jaar eindigde Duitsland als nummer vier op 73.570 punten. Frankrijk als nummer 5 op 56.081 punten. Een verschil van 17.489 punten. Dat betekent dat als Frankrijk Duitsland wilt inhalen over een periode van vijf jaar, ze elk jaar gemiddeld 3.497 punten méér moeten halen Duitsland doet. Een beetje afhankelijk van de toernooien waar ze in spelen en of ze doorgaan, moet Frankrijk voor de komende vijf jaar ongeveer tussen de 10 en 15 overwinningen méér boeken dan ze tot nu toe gedaan hebben. Dat is per club tussen de 1,7 en 2,5 overwinningen extra! Omdat de Champions League zonder voorrondes maar dertien wedstrijden duurt, kan je invullen hoe ongelooflijk moeilijk dat is. Consequent Champions League voetbal in de Kuip gaat dus zeker nog eventjes duren.

Verdrietige conclusie

Hoe graag we ook meedoen aan de coëfficiëntenpolonaise en de cijferfetisjisten onder ons elke vrijdagochtend de ranglijst hoopvol bekijken, moeten we toch concluderen dat de ranglijst muurvast zit dichtgemetseld. De ranglijst is er om de grote landen hun plekje in het miljoenenbal te garanderen. Gaan we er ooit verandering in zien? Terechte vraag, maar 99,9% zeker van niet.