Wat doet de Champions League met de nationale competities?
De Champions League is het toernooi waar het allemaal gebeurt. Dat is waar het geld verdiend wordt door de clubs. De plek waar spelers heldenstatus bereiken. Het lijkt soms wel of de Champions League nog het enige toernooi is dat ertoe doet. Meer nog dan de nationale competities. Hoe komt dat? Goede vraag!
Geld in de Champions League
Hoewel we als voetballiefhebber altijd blijven geloven in het sprookje dat voetbal een sport van elf tegen elf is en dat iedereen kan winnen, blijkt de realiteit een stuk minder romantisch. In de praktijk wint namelijk meestal de ploeg die het meeste geld heeft. En in de Champions League valt schandalig veel geld te verdienen. Hoeveel? Ajax heeft in dit seizoen al voordat de achtste finales begonnen zijn maar liefst 70 miljoen euro verdiend! 70 miljoen! Om dat in perspectief te zetten: dat is net zoveel als de begroting van Fortuna Sittard, Sc Cambuur, RKC Waalwijk, Go Ahead Eagles, NEC en Sparta Rotterdam bij elkaar. En dan heb je zelfs nog een beetje wisselgeld over. De totale TV-gelden van de Eredivisie zijn slechts 80 miljoen euro. Lang verhaal kort. Er wordt zo verschrikkelijk veel geld verdiend in de Champions League, dat clubs die er eenmaal aan meedoen, veel meer te besteden hebben dan hun ‘concurrenten’ in de nationale competities. Meer geld betekent betere spelers. Zo kopen Champions League deelnemers elk jaar weer hun, juist, Champions League deelname. En als dat nog niet niet genoeg is: de oneerlijke indeling van de coëfficiëntenranglijst helpt de grote clubs ook nog een handje.
Strijden voor het kampioenschap
Over een heel seizoen strijden in de Europese competities achttien of twintig clubs om het kampioenschap. In theorie dan. In de praktijk is het vaak dezelfde club die kampioen wordt. Ga maar na: Juventus werd in Italië negen keer achter elkaar kampioen, PSG in Frankrijk zeven keer in acht jaar tijd en Bayern München in Duitsland alweer negen keer achter elkaar. In Nederland vreest ook iedereen voor hetzelfde verhaal met Ajax. Met een begroting die twee keer zo groot is als die van PSV, lijkt dit (doem)scenario voor de hand te liggen. De rijke clubs beroven zo de nationale competitie van elke vorm van spanning, waardoor er dus nog meer nadruk op de Champions League komt te liggen. Sterker nog: nationale competities zijn eigenlijk een heel langgerekt kwalificatietoernooi voor het enige toernooi dat er nog toe doet. Met als enige uitzondering Engeland, trouwens. Daar hebben alle clubs namelijk zo belachelijk veel geld, dat de impact van de Champions League daar iets minder hevig is. Wel met gevolg dat er afgelopen jaar twee Engelse clubs in de finale stonden. Maar goed, je kan niet alles hebben.
Toekomst van de nationale competities
Voor de nationale competities ziet de toekomst er niet rooskleurig uit. Vanaf 2024 krijgt de Champions League een nieuwe opzet. 36 teams (vier meer dan nu) komen samen in één grote poule. Teams spelen dan tien wedstrijden tegen elkaar. Dat zijn ook vier wedstrijden meer dan nu in de poulefase. Zo wordt er dus nog meer geld verdiend door de clubs die meedoen. Daarnaast worden er dus meer wedstrijden gespeeld. Dat maakt automatisch de nationale competities een stuk minder interessant. Het is niet ondenkbaar dat de grote teams in het weekend met een B-elftal gaan spelen, om de A-garnituur voor de belangrijke Champions League potjes te bewaren. En geef ze eens ongelijk. Ze hebben genoeg geld om een stuk of 25 volwaardige, goedbetaalde selectiespelers te hebben. Net zo makkelijk.
Goed of slecht voor het voetbal?
De romanticus roept natuurlijk direct dat dit slecht is voor het voetbal. Maar de realist ziet iets anders. In een wereld die steeds globaler wordt, is het niet gek dat dat ook voor het voetbal geldt. We hebben één Europese munt en kunnen in veel gevallen vrij reizen tussen landen. Waarom blijven we dan krampachtig vasthouden aan een nationale competitie? Is RKC-Ajax echt leuker dan Ajax-Real Madrid? Uiteindelijk zal de tijd het leren, maar dat het voetbal steeds mondialer, flitsender en ten faveure van de grote, rijke clubs is ingericht, staat wel vast. Laten we er dan ook maar een beetje van gaan genieten!